Bepaal je richting

Ontdek alles over de ontwerpvaardigheid: bepaal je richting. Eén van de zeven belangrijke vaardigheden die je ontwikkelt als je ontwerpt.

WAT BETEKENT JE RICHTING BEPALEN?
Bij ontwerpen is het belangrijk om richting te bepalen door overzicht te creëren, het belangrijkste te zien en je eigen mening te vormen. Dat doe je zo: orden ideeën en informatie en maak er één geheel van. Geef jezelf en anderen op deze manier overzicht. Leer zien wat het belangrijkste is en vorm je eigen mening over het probleem en over de oplossingen. Dat helpt bij richting bepalen en keuzes maken. Wil je kinderen uitleggen wat deze ontwerpvaardigheid inhoudt? Download hier een beschrijving van ‘bepaal je richting’ speciaal geschikt voor kinderen.

WAAROM JE RICHTING BEPALEN?
Het allerbelangrijkste bij ontwerpen is misschien wel dat je alle kanten op denkt. Richting bepalen gaat hand in hand met alle kanten op denken en is daarom ook belangrijk. Enerzijds is het van belang om niet te vroeg richting te bepalen, zodat je de kans vergroot om goede en originele ideeën te verzinnen. Anderzijds moet je op een gegeven moment wel richting bepalen, om te zorgen dat je niet blijft zwemmen in al je ideeën.

Van tevoren bedenken waar je ontwerp aan moet voldoen (eis) en mag voldoen (wens) helpt enorm bij het bepalen van richting. Deze oefening helpt je ontdekken waarover je eisen en wensen kunt bedenken. Maak een tijdlijn. Dat doe je zo: teken een lange lijn. Verdeel de lijn in stukken, door streepjes te zetten. Kies een voorwerp, bijvoorbeeld een potlood. Teken en schrijf op de tijdlijn hoe het ‘leven’ van een potlood eruit ziet; van vroeger (links op de lijn) tot nu (rechts op de lijn). Denk aan: de grondstoffen verzamelen, maken in de fabriek, vervoeren naar de winkel, kopen in de winkel, mee schrijven, weggooien. Tip! Als je hierna eisen en wensen gaat verzinnen, zal je zien dat er meer én meer verschillende worden bedacht. 

WAT HELPT OM RICHTING TE BEPALEN?

  1. Verzin eisen en wensen. Bedenk voor je gaat ontwerpen waar je ontwerp aan moet voldoen (eis) en mag voldoen (wens). Je kunt de eisen en wensen gebruiken om te zien welke informatie je nog kan verzamelen. Na het verzinnen van ideeën kun je de eisen en wensen gebruiken om te kijken welke oplossingen het best zijn.
  2. Zoek naar de achterliggende behoefte. Zoek naar de vraag achter de vraag. Vraag jezelf telkens af: “Waarom willen we dat?”. Dat helpt je onder andere om tot de beste ontwerpvraag te komen.
  3. Oefen met mening vormen. Kies een stelling bij het Jeugdjournaal. Bedenk waarom je het met deze stelling eens bent. Bedenk ook waarom je het met deze stelling oneens bent.  
  4. Maak een overzicht om te vergelijken. Teken een grote plus. Schrijf links van de horizontale lijn ‘niet origineel’ en rechts ervan ‘origineel’. Schrijf onderaan de verticale lijn ‘niet haalbaar’ en bovenaan ‘haalbaar’. Verdeel de ideeën over de vier vakken. Een idee dat origineel én haalbaar is komt rechtsboven. Dit kan ook goed met verzamelde informatie.
  5. Cluster. Verzamel informatie of ideeën op post-its. Op post-its werken, is superhandig voor clusteren! Verdeel de post-its in groepen. Dat doe je zo: zoek informatie die bij elkaar hoort, bijvoorbeeld omdat de informatie over hetzelfde onderwerp gaat of omdat de informatie iets over dezelfde groep mensen zegt. Plak die post-its bij elkaar. Teken met stift een cirkel om dit cluster van post-its en geef het cluster een naam.
  6. Oefen met kiezen uit veel ideeën. Handig als je met de hele klas ideeën hebt verzonnen. Geef elk kind drie (stippen)stickers. Deze mogen de kinderen plakken bij hun favoriete ideeën. Eén stip bij één idee. Maximaal één stip op een eigen idee. Deze werkvorm kun je ook gebruiken om de belangrijkste informatie te selecteren.
  7. Oefen met samen kiezen. Handig als je in een team werkt en je uit een paar ideeën moet kiezen. Laat – net als bij steen, papier, schaar – twee keer je vuist zien en steek daarna een aantal vingers op. Van één vinger voor ‘ik ben niet voor dit idee, maar ik zal me schikken als de groep zo beslist’, tot vijf vingers voor ‘ik vind dit het allerbeste idee’. 

HOE OEFEN JE RICHTING BEPALEN?

  • Oefen met mening vormen. Kies een voorwerp uit de klas, bijvoorbeeld een stoel of een vulpen. Laat de kinderen samenwerken in tweetallen. Eén kind krijgt de rol van ‘engel’ en benoemt alle sterke kanten en voordelen van het voorwerp. Eén kind krijgt de rol van ‘duivel’ en benoemt alle zwakke kanten en verbeterpunten van het voorwerp. Lees hier meer over deze werkvorm. 
  • Oefen met overzicht creëren. Dat kun je natuurlijk heel goed oefenen door een laatje of door de klas op te laten ruimen 😉 Oefen met herkennen en begrijpen wat bij elkaar hoort. Kun je categorieën maken? Orden spullen en zorg dat deze op een duidelijke manier bij elkaar kunnen liggen. Kun je met tekst of iconen duidelijk maken wat waar hoort?
  • Oefen met het belangrijkste zien. Kies een voorwerp uit de klas, bijvoorbeeld een bordliniaal. Laat alle kinderen op een eigen briefje de volgende zin afmaken: ‘Een bordliniaal moet …’. Op de puntjes vullen ze een eis in; wat het voorwerp moet kunnen of waar het voorwerp aan moet voldoen. Denk aan: een bordliniaal moet een handgreep hebben, een bordliniaal moet centimeters laten zien, enzovoort. Laat de kinderen rondlopen en een maatje zoeken. Samen bepalen de maatjes welk van de twee eisen het belangrijkst is. Dat briefje krijgt een streepje. Daarna zoeken de kinderen een ander maatje. Bespreek het resultaat klassikaal: welke eis heeft de meeste streepjes en welke de minste?

MEER ONTWERPVAARDIGHEDEN?

Nozie de Nieuwsgierige. Wil je dat jouw leerlingen de ontwerpvaardigheden zelfstandig oefenen? Wil je dit integreren in je lessen? Gebruik dan Nozie de Nieuwsgierige: met de veertig Nozie-kaarten kunnen leerlingen zelf hun nieuwsgierigheid, creativiteit en ontwerpvaardigheden ontwikkelen. Bestel Nozie!

Formatief evalueren. Bestel hier de kaartenset Ontwerpen in Beeld met zeven oefenkaarten van de ontwerpvaardigheden in eenvoudige taal voor de leerlingen én werkvormen om de ontwerpvaardigheden formatief te evalueren.

Durf uit te proberen

Ontdek alles over de ontwerpvaardigheid: durf uit te proberen. Eén van de zeven belangrijke vaardigheden die je ontwikkelt als je ontwerpt.

WAT BETEKENT DURVEN UITPROBEREN?
Bij ontwerpen is het belangrijk om ideeën zo snel mogelijk uit te proberen. Maak en test je ideeën en ga expres op zoek naar wat niet goed werkt. Doe ontdekkingen en zoek naar fouten. Leer hiervan en gebruik dit om je ideeën te verbeteren. Durven uitproberen betekent ook moed houden en doorzetten. Tegen jezelf durven zeggen: “Mislukt? Hoera!” en het op een andere manier proberen. Wil je kinderen uitleggen wat deze ontwerpvaardigheid inhoudt? Download hier een beschrijving van ‘durf uit te proberen’ speciaal geschikt voor kinderen. 

WAAROM DURVEN UITPROBEREN?
Een idee wordt beter als je in een vroeg stadium durft uit te proberen. Je ontdekt sneller wat nog niet werkt, waardoor je dat kunt verbeteren. Uitproberen zorgt ervoor dat je feedback krijgt van jezelf en van anderen. Je doet ontdekkingen en uitproberen zorgt uiteindelijk ook voor meer inspiratie.

Focussen op wat mislukt, is vaak wel even wennen. Een natuurlijke gedacht is: “Mislukt? Zo snel mogelijk weg.” Denk maar eens aan die prop papier in de prullenbak met één (mislukte) krabbel erop. Ontdek in deze oefenen wat er gebeurt als je doorzet. Oefen met: “Mislukt? Hoera!”

Zorg dat alle kinderen een vel papier krijgen en een stift. Vraag de kinderen om een (mislukte) krabbel op het vel papier te tekenen. Laat alle kinderen hun vel ruilen met een klasgenoot. Vertel dat ze van de krabbel een vogel mogen maken. Vraag ze om een snavel te tekenen, poten, ogen, vleugels en een staart. Herhaal dit een aantal keer.

Op alle vellen papier zie je veel verschillende vogels! Boodschap: zet door als iets mislukt lijkt, vier je fouten en maak er alsnog iets (moois) van.

WAT HELPT OM TE DURVEN UITPROBEREN?

  1. Probeer zo snel mogelijk uit. Door in een zo vroeg mogelijk stadium expres op zoek te gaan naar wat (nog) niet werkt, kun je de meeste verbeteringen doen aan je ontwerp.
  2. Vraag jezelf af: wat werkte niet? Want je leert het meest van dingen die niet lukken.  Of zeg: wat werkte nóg niet. Benadruk het woord nog. We gaan hiervan leren!
  3. Blijf telkens uitproberen. Verzin, maak en probeer uit. Ontdek wat nog niet werkt. Verzin hier oplossingen voor, maak en probeer uit. Ga zo door! Gebruik hiervoor de werkvorm Uitwerkcyclus.
  4. Vier je fouten. Lees het boek Roza Rozeur, Ingenieur (geschikt voor groep 1 t/m 4) en zeg “Mislukt? Hoera!”. Bij dit boek is een Kleuteruniversiteit project beschikbaar. Of vier bloopers!
  5. Zoek je favoriete fout. Stel een vraag. Laat je leerlingen antwoorden op een klein vel papier. Zoek je favoriete foute antwoord. Wat is goed gegaan? Wat maakt me blij? Daarna pas: Waar is het misgegaan? Laat je inspireren door dit filmpje (in het Engels en middelbare school voorbeeld, maar heel duidelijk!)
  6. Oefen met groeigedachten. Zet gevangenisgedachten, zoals “Dit lukt nooit.” en “Ik kan dit niet” om naar groeigedachten, zoals “Ik kan dit nóg niet” en “Ik kan het op een andere manier proberen.”
  7. Praat positief tegen jezelf en anderen. Zeg niet: ja, maar. Zeg: ja, en. Oefen dit in tweetallen met deze activiteit.

HOE OEFEN JE DURVEN UITPROBEREN?

  • Oefen met durven. Geef elk kind een mystery bag (zakje met kosteloos en knutselmateriaal) én een ontwerpopdracht. Stimuleer de kinderen om zo snel mogelijk te maken en uitproberen.
  • Oefen met leren van wat niet werkt. Ga in een kring staan. Zeg: “Ik ga op vakantie en ik neem mee…een bal.” Geef de beurt aan het kind links naast je. Vraag wat dit kind wil meenemen. “Ik ga op vakantie en ik neem mee…het kind mag hier iets invullen wat hij/zij mee wil nemen op vakantie.” Als het kind iets noemt met de beginletter b, dan zeg je dat dit mee mag. Als het kind iets anders zegt, zeg je dat het niet mee mag. Daarna is het volgende kind aan de beurt en zo verder. De kinderen komen er spelenderwijs achter wat mee mag op vakantie. Raden ze de spelregel? Bij dit spel zijn mislukkingen juist goed, die helpen je om de spelregel te raden. Tip! Speel dit spel vaker en verzin telkens een andere spelregel.
  • Oefen met doorzetten. Werk in groepen van vier tot zes kinderen. Geef elke groep een hoepel. Vertel de kinderen dat ze de hoepel op hun rechterwijsvingers mogen leggen. Lukt het de kinderen om de hoepel samen naar beneden te laten zakken? Alle wijsvingers moeten de hoepel blijven raken. Dit zal zeker doorzettingsvermogen vragen!

MEER ONTWERPVAARDIGHEDEN?

Nozie de Nieuwsgierige. Wil je dat jouw leerlingen de ontwerpvaardigheden zelfstandig oefenen? Wil je dit integreren in je lessen? Gebruik dan Nozie de Nieuwsgierige: met de veertig Nozie-kaarten kunnen leerlingen zelf hun nieuwsgierigheid, creativiteit en ontwerpvaardigheden ontwikkelen. Bestel Nozie!

Formatief evalueren. Bestel hier de kaartenset Ontwerpen in Beeld met zeven oefenkaarten van de ontwerpvaardigheden in eenvoudige taal voor de leerlingen én werkvormen om de ontwerpvaardigheden formatief te evalueren.

Deel ideeën

Ontdek alles over de ontwerpvaardigheid: deel ideeën. Eén van de zeven belangrijke vaardigheden die je ontwikkelt als je ontwerpt.

WAT BETEKENT IDEEËN DELEN?
Ideeën delen betekent dat je jouw ideeën met anderen deelt. Zo kunnen anderen feedback geven op je ideeën. Ze mogen verder werken aan jouw idee, het veranderen of erop doordenken. Andersom sta jij open voor ideeën van anderen. Je probeert ze goed te begrijpen, hebt oog voor de sterke kanten en  kunt eraan verder werken. Je bedenkt nieuwe ideeën gebaseerd op een idee van iemand anders. Zo worden ideeën gemixt, gehusseld, verspreid en verbeterd. Wil je kinderen uitleggen wat deze ontwerpvaardigheid inhoudt? Download hier een beschrijving van ‘deel ideeën’ speciaal geschikt voor kinderen.

WAAROM IDEEËN DELEN?
Bij ontwerpen is het belangrijk om je ideeën los te kunnen laten, zodat anderen ze gebruiken en erop doorgaan. Zélf werk je ook door aan ideeën van anderen. Ideeën deel je zoveel mogelijk. Binnen je ontwerpteam én erbuiten. Je vraagt feedback en gebruikt deze om ideeën nóg beter te maken. Door samen aan ideeën te werken worden ze beter. Samen denk je meer verschillende kanten op en hou je meer rekening met verschillende gebruikers. Daarbij heb je samen meer kennis en vaardigheden dan alleen. Voor veel kinderen (en volwassenen) is dit best een stapje buiten de comfortzone. Gelukkig kun je het goed oefenen en wordt ideeën delen veel makkelijker en leuker als je het vaak doet en de voordelen gaat zien. 

Ontwerpteams met veel diversiteit bedenken betere oplossingen. Zo’n team heeft meer verschillende vaardigheden in huis, kan met meer verschillende invalshoeken rekening houden en meer verschillende kanten op denken. 

Doe de volgende oefening. Laat elk kind een aantal sterke punten en een aantal leerpunten van zichzelf opschrijven. Geef de kinderen vervolgens de opdracht om teams van vier kinderen samen te stellen, waarbij de kinderen in elk team elkaar zo goed mogelijk aanvullen. Laat de kinderen proberen om anderen te zoeken die hen aanvullen. Vinden ze iemand die goed is in een leerpunt dat zij hebben? Kunnen zij een sterk punt inzetten bij een leerpunt van een ander? Bespreek met elkaar na welke teams er gemaakt zijn. Zijn dit teams die normaal ook gevormd zouden worden? Wat zijn de voordelen van deze teams? Waar moet je extra op letten in dit team? Wie weet kunnen jullie in de volgende ontwerples in deze teams werken!

WAT HELPT OM IDEEËN TE DELEN?

  1. Ideeën zijn van iedereen. Een idee bedenken op basis van een idee van een ander is bij ontwerpen dus prima. Het is geen jatten. Als je ideeën gaat verzinnen kun je dit extra stimuleren door gebruik te maken van werkvormen zoals Vakjesvel, Doorgeefmindmap en Mix & Match. Hierin zit het doorgaan op ideeën van anderen ingebakken.
  2. Geef complimenten aan elkaar. Vooral complimenten over de ideeën die iedereen bedenkt. Dat helpt je om open te staan voor ideeën van anderen en zorgt voor een fijne, positieve sfeer tijdens het ideeën bedenken.
  3. Verdeel rollen. Geef de kinderen in een ontwerpteam een eigen rol tijdens het ideeën verzinnen of uitwerken. De één gaat ideeën van anderen gebruiken, een anderen gaat complimenten aan anderen geven. Dat helpt voor alle kanten op denken en ideeën delen.
  4. Doe samenwerk-energizers. Dat vergroot het onderling vertrouwen en zorgt dat kinderen meer openstaan voor elkaar. Zet ze voorafgaand aan het ideeën verzinnen of als afwisseling tijdens het ontwerpproces in. Bijvoorbeeld Gordiaanse knoop. In deze blog worden er nog twee beschreven: Op een lijn en Stap naar voren.
  5. Deel tussenresultaten. Zo kun je inspiratie vinden bij elkaar. Het helpt ook om te zien dat ideeën nog niet perfect uitgewerkt hoeven te zijn om te kunnen delen. Handige werkvormen om tussenresultaten te delen zijn Teamuitwisseling en Teams op tournee. Ook handig voor het geven en ontvangen van tips en tops.
  6. Zet coöperatieve werkvormen in. Hierin werk je aan een gezamenlijk resultaat of antwoord waar je allemaal aan bijdraagt. Dan moet je je ideeën wel delen! Gebruik bijvoorbeeld Wandel en wissel uit, Placemat of Expertteams.

HOE OEFEN JE IDEEËN DELEN?

  • Oefen met ideeën loslaten. Kinderen zitten in teams van 3-5 kinderen aan een tafel. Elk kind begint op een groot vel papier een verhaal, een tekening of een mindmap. Dat kan allemaal over hetzelfde onderwerp gaan, maar dat hoeft niet. Na enige tijd schuift iedereen zijn vel door naar links en gaat elk kind door met het verhaal, de tekening of de mindmap van zijn buur. Dit herhaal je tot elk kind zijn eigen vel weer voor zich heeft.
  • Oefen met ideeën van anderen begrijpen en waarderen. Vorm tweetallen en laat het ene kind in elk tweetal zijn idee (of werk, verhaal, mening) vertellen aan het andere kind. De ander kan vragen stellen. Daarna wissel je de rollen om. Vraag vervolgens een aantal kinderen om het idee van de ander aan de klas te vertellen. Laat ze echt hun best doen om het idee van de ander te ‘verkopen’ en te vertellen wat er zo goed aan is.
  • Oefen met ideeën van anderen gebruiken. Gebruik een eigen ontwerpvraag of kies één van de volgende: Hoe kun je meer bewegen op school? Hoe kun je thuis meer lezen? Hoe kun je zichtbaar zijn in het verkeer? Maak ontwerpteams van 3 tot 5 kinderen. Alle kinderen krijgen 3 vellen papier. Laat elk kind twee ideeën verzinnen: één idee op één vel papier. Dan geeft iedereen één idee door naar links en één idee naar rechts. Elk kind gaat nu de twee ideeën, die ze hebben gekregen, combineren tot een nieuw idee. Dat nieuwe idee – met elementen van beide ideeën – tekenen en schrijven ze op het derde lege vel papier. Vraag tot slot of de kinderen om de beurt hun gecombineerde idee aan de rest van hun team uitleggen.  

MEER ONTWERPVAARDIGHEDEN?

Nozie de Nieuwsgierige. Wil je dat jouw leerlingen de ontwerpvaardigheden zelfstandig oefenen? Wil je dit integreren in je lessen? Gebruik dan Nozie de Nieuwsgierige: met de veertig Nozie-kaarten kunnen leerlingen zelf hun nieuwsgierigheid, creativiteit en ontwerpvaardigheden ontwikkelen. Bestel Nozie!

Formatief evalueren. Bestel hier de kaartenset Ontwerpen in Beeld met zeven oefenkaarten van de ontwerpvaardigheden in eenvoudige taal voor de leerlingen én werkvormen om de ontwerpvaardigheden formatief te evalueren.

Breng ideeën tot leven

Ontdek alles over de ontwerpvaardigheid: breng ideeën tot leven. Eén van de zeven belangrijke vaardigheden die je ontwikkelt als je ontwerpt.

WAT BETEKENT IDEEËN TOT LEVEN BRENGEN?
Bij ontwerpen ga je van een idee in je hoofd naar een echte verandering in de wereld. Tijdens het ontwerpen breng je je ideeën daarom steeds een stapje meer naar de werkelijkheid. Je maakt ze steeds echter, je brengt ze tot leven. Dat kan op veel manieren: Door te tekenen, schrijven, rekenen, vertellen, maken, op de computer, met toneel, schema’s, film en nog veel meer. Je hoeft niet supermooi te kunnen tekenen of de sterren van de hemel te kunnen acteren. Je kunt alle manieren gebruiken, want het gaat erom dat het duidelijk wordt voor jezelf en anderen. Wil je kinderen uitleggen wat deze ontwerpvaardigheid inhoudt? Download hier een beschrijving van ‘breng ideeën tot leven’ speciaal geschikt voor kinderen.

WAAROM IDEEËN TOT LEVEN BRENGEN?
Ideeën in je hoofd zijn vaak nog niet helemaal uitgedacht. Ook is het lastig om ideeën goed te vergelijken en te beoordelen als ze in je hoofd zitten. Als je ideeën uit je hoofd haalt en tot leven brengt, dwing je jezelf om ze concreter te maken. Zo zijn ze duidelijker voor jezelf en voor anderen. Daarnaast zijn ze beter te beoordelen en te vergelijken. 

Tekenen is een makkelijke en snelle manier om ideeën tot leven te brengen. Een tekening zorgt ervoor dat een idee meteen duidelijk is en aanspreekt. Om kinderen te helpen met snel en duidelijk tekenen (mooi en gedetailleerd is niet nodig) en om ze over eventuele drempels (“ik kan niet tekenen”) te helpen, kun je de volgende oefening doen. 

Laat elk kind een vouwblaadje in vieren vouwen. Noem een categorie, bijvoorbeeld dieren, zee, middeleeuwen of sport. Elk kind schrijft met een stift boven het eerste vakje een woord dat bij de genoemde categorie past. Herhaal dit twee keer met een andere categorie. Bij het laatste vakje mogen kinderen opschrijven wat ze zelf willen. Vraag de kinderen om hun blaadje door te geven aan de linkerbuur. Iedereen maakt nu bij één van de woorden op het blaadje een tekening en geeft het daarna weer door aan de linkerbuur. Hou de vaart erin. Het hoeft niet mooi, als het maar duidelijk is! Dit herhaal je tot de blaadjes vol zijn. Je kunt de blaadjes nu weer teruggeven aan de oorspronkelijke schrijver.

WAT HELPT OM IDEEËN TOT LEVEN TE BRENGEN?

  1. Gebruik ideeënstarters bij het verzinnen van ideeën. Een ideeënstarter is een tekening van het probleem. Dit maakt én het probleem concreet én het stimuleert kinderen om te tekenen.
  2. Laat ideeën maken of uitbeelden. Gebruik daarvoor de werkvorm Verzinnen door maken. Een voorbeeld van ideeën uitbeelden vind je in de les Samen spelen
  3. Geef zelf het goede voorbeeld en breng het proces in beeld. Maak een ontwerpmuur. Toon processtappen, tussenresultaten en ontwerpvaardigheden. Gebruik werkvormen die ideeën tot leven brengen, zodat je genoeg hebt om op te hangen. Laat kinderen meehelpen met vullen. 
  4. Stel vragen om kinderen te stimuleren hun idee verder uit te werken. Gebruik bijvoorbeeld deze lijst met uitwerkvragen. Uitgebreidere vragen vind je op de uitwerkkaarten.
  5. Alle beetjes helpen. Je hoeft niet meteen een volledig werkend prototype te maken. Denk goed na wat nodig is om een idee te testen. Misschien kun je beter één onderdeel maken of de grootte uitrekenen dan een prototype maken. Kijk bij de werkvormen Maak om kenmerk te testen en Snelle prototypes.
  6. Leer kinderen handige vaardigheden aan en oefen deze. Denk aan stevig bouwen met papier, een stop-motionfilm maken of een goede slogan bedenken.
  7. Varieer met manieren om ideeën tot leven te brengen. Denk aan een strip/storyboard, tekening, schema, grafiek, maquette, prototype, poster, pitch, toneelstuk, filmpje of een digitaal 3D model. Zo oefenen kinderen verschillende manieren om ideeën tot leven te brengen, leren ze wanneer je welke manier handig kunt inzetten en ontdekken ze welke manieren ze zelf fijn vinden.

HOE OEFEN JE IDEEËN TOT LEVEN BRENGEN?

  • Oefen met ideeën laten zien Geef elk kind een vel papier en een stift. Gebruik deze instructie met basisvormen. Introduceer via de eerste slide de basisvormen. Laat de kinderen deze basisvormen op hun vel papier tekenen.Laat zien hoe van de basisvormen een poppetje en een smiley zijn getekend. Vraag de kinderen bij de tweede slide welke basisvormen ze herkennen. Bij de derde slide tekenen de kinderen drie cirkels en lijnen op hun vel papier. Wat kunnen ze ervan maken? Denk aan een lolly, een boom, een bloem, een verkeersbord, een poppetje, enzovoort. Teken zelf op het digibord ook drie verschillende dingen van de cirkels met lijnen. Vraag kort aan de kinderen om een aantal voorbeelden te delen. Laat kinderen bij de vierde slide de tekenopdrachten maken op hun vel papier. Laat de kinderen hun vel papier met een andere leerling uitwisselen. Kunnen ze van elkaar raden wat het is?
  • Oefen met ideeën uitwerken Laat kinderen tweetallen vormen. Elk tweetal kiest een bestaand product. NB Allemaal aan hetzelfde product werken kan ook. En een idee uit een ontwerpproces gebruiken ook. Elk tweetal krijgt één uitwerkkaart. Ze gaan samen dit aspect zo goed mogelijk uitwerken. De vragen op de kaart helpen daarbij. Soms zijn niet alle vragen van toepassing. Als de hele kaart niet van toepassing is, kan het tweetal een nieuwe kaart halen. Laat de tweetallen hun uitwerking met een ander tweetal delen of bespreek het klassikaal na. Dit helpt kinderen om te begrijpen waar ze allemaal aan kunnen denken bij het uitwerken van een idee.
  • Oefen met verschillende manieren Geef elk kind een bingokaart. Bekijk de kaart samen. Is er nog iets dat ze missen? Dat kunnen ze toevoegen in het lege vakje. Laat de kinderen afstrepen wat ze al eens gebruikt hebben bij het presenteren van een idee of project. Daarna kunnen ze iets omcirkelen dat ze graag zouden willen doen. Misschien kunnen ze dat volgende keer inzetten.  

MEER ONTWERPVAARDIGHEDEN?

Nozie de Nieuwsgierige. Wil je dat jouw leerlingen de ontwerpvaardigheden zelfstandig oefenen? Wil je dit integreren in je lessen? Gebruik dan Nozie de Nieuwsgierige: met de veertig Nozie-kaarten kunnen leerlingen zelf hun nieuwsgierigheid, creativiteit en ontwerpvaardigheden ontwikkelen. Bestel Nozie!

Formatief evalueren. Bestel hier de kaartenset Ontwerpen in Beeld met zeven oefenkaarten van de ontwerpvaardigheden in eenvoudige taal voor de leerlingen én werkvormen om de ontwerpvaardigheden formatief te evalueren.

Leef je in

Ontdek alles over de ontwerpvaardigheid: leef je in. Eén van de zeven belangrijke vaardigheden die je ontwikkelt als je ontwerpt.

WAT BETEKENT INLEVEN?
Bij ontwerpen is het belangrijk om jezelf te verplaatsen in anderen. Je noemt dit ook wel empathie. Je probeert er achter te komen hoe anderen de wereld zien, hoe ze zich voelen, hoe ze iets zouden doen. Je probeert ze te begrijpen. Daar kun je veel van leren. Het helpt je om wensen van anderen en problemen waar ze tegenaan lopen te ontdekken. Zo kun je oplossingen bedenken die voor veel verschillende mensen goed te gebruiken zijn. Wil je kinderen uitleggen wat deze ontwerpvaardigheid inhoudt? Download hier een beschrijving van ‘leef je in’ speciaal geschikt voor kinderen.

WAAROM INLEVEN?
Mensen zijn geneigd om vanuit zichzelf te denken. Maar ideeën die voor jezelf precies goed zijn, werken niet altijd goed voor anderen. Als je ontwerpt, wil je ideeën bedenken die goed werken voor de mensen die het probleem hebben. Dat noem je de doelgroep. En dus niet alleen ideeën die goed voor jezelf werken!

Doe de volgende oefening. Laat iedereen zijn ideale speelgoed tekenen of beschrijven. Laat kinderen dit eerst in tweetallen en daarna in viertallen met elkaar delen. Bespreek na met de hele groep hoeveel verschillen er waren. In deze groep is iedereen (waarschijnlijk) van ongeveer dezelfde leeftijd en iedereen komt ook uit hetzelfde deel van Nederland. Stel dat we ook mensen met andere leeftijden en uit andere landen deze vraag hadden gesteld? Als je een speelgoedfabrikant zou zijn en zoveel mogelijk speelgoed zou willen verkopen, wat zou je dan moeten doen? 

WAT HELPT OM IN TE LEVEN?

  1. Bouw en speel het probleem na. In het klein met speelgoedfiguren of in het groot zodat je het zelf kunt naspelen. Zo krijg je meer inzicht in het probleem. Wil je dit met een abstracter probleem doen? In dit handboek van WAAG society staat Tool 10 Probleem in kaart brengen, gebaseerd op onze werkvorm, waarmee dit kan.
  2. Gebruik (prenten)boeken. Boeken helpen je om je in iemand anders te verplaatsen. Ook staan boeken vol met wensen en problemen van de personages. Kinderen zijn vaak enorm gemotiveerd om de hoofdpersonen te helpen met het oplossen van hun probleem!
  3. Verdiep je in anderen door een interview. Ga in gesprek met mensen die met het probleem te maken hebben. 
  4. Ervaar zelf hoe het is om iemand anders te zijn. Schrijf bijvoorbeeld je naam zonder je handen te gebruiken. Dit oefen je ook in de les Inleven Reuma. Bekijk het bijbehorende filmpje.
  5. Werk met persona’s tijdens het ontwerpen. Een persona is een verzonnen persoon die symbool staat voor een bepaalde groep mensen die met het probleem te maken hebben. Persona´s helpen om met de verschillende mensen rekening te houden.
  6. Test hoe anderen iets aanpakken met een gebruiksonderzoek. Je laat anderen een product of je idee testen. Daar komen altijd interessante ontdekkingen uit voort die je helpen om je idee te verbeteren. Je kunt een gebruiksonderzoek tijdens het probeem verkennen inzetten, zoals in de les Consumententest, maar ook later in het proces, zoals in de les Spelontwerp – Tafels leren

HOE OEFEN JE INLEVEN?

  • Oefen met je in anderen verplaatsen Print deze Help-een-probleem! kaarten en snijd ze los. Geef elk kind een kaart. Laat iedereen rondlopen. Als twee kinderen elkaar tegenkomen, geven ze een high five en laten ze elkaar hun kaart zien. Ze bespreken hoe het voor diegenen op de kaartjes is om het probleem te hebben. Daarna bedenken beide kinderen voor de kaart van de ander twee oplossingen. De twee leerlingen wisselen hun kaarten en lopen verder op zoek naar een nieuwe high five.
  • Oefen met observeren Laat de kinderen een vel papier in drie kolommen verdelen: wat, hoe en waarom. Laat de kinderen ergens gaan zitten waar ze iemand anders kunnen observeren. Alles wat diegene doet, schrijven ze in de ‘wat’-kolom. Hoe iemand de handeling uitvoert, komt in de ‘hoe’-kolom. Denk aan blij, verveeld, moeizaam,  snel. In de ‘waarom’-kolom komt de reden van de handeling. Natuurlijk kunnen de kinderen dit niet zeker weten, ze gaan dit zo goed mogelijk proberen te raden.
  • Oefen met anderen laten meedenken Maak teams van vier kinderen. Alle kinderen binnen een team vertellen aan elkaar hoe ze het liefst spelen. Vervolgens gaat elk kind speelgoed ontwerpen dat door álle andere kinderen in de groep leuk gevonden wordt. Tenslotte presenteren de kinderen binnen een team de ontwerpen aan elkaar en geven ze feedback. Is het goed gelukt om te luisteren en met de wensen van anderen rekening te houden?   

MEER ONTWERPVAARDIGHEDEN?

Nozie de Nieuwsgierige. Wil je dat jouw leerlingen de ontwerpvaardigheden zelfstandig oefenen? Wil je dit integreren in je lessen? Gebruik dan Nozie de Nieuwsgierige: met de veertig Nozie-kaarten kunnen leerlingen zelf hun nieuwsgierigheid, creativiteit en ontwerpvaardigheden ontwikkelen. Bestel Nozie!

Formatief evalueren. Bestel hier de kaartenset Ontwerpen in Beeld met zeven oefenkaarten van de ontwerpvaardigheden in eenvoudige taal voor de leerlingen én werkvormen om de ontwerpvaardigheden formatief te evalueren.

Denk alle kanten op

Ontdek alles over de ontwerpvaardigheid: denk alle kanten op. Eén van de zeven belangrijke vaardigheden die je ontwikkelt als je ontwerpt.

WAT BETEKENT ALLE KANTEN OP DENKEN?
Bij ontwerpen is het belangrijk dat je veel verschillende ideeën kunt verzinnen. Dat vergroot de kans op goede en originele ideeën enorm. Deze vaardigheid wordt ook wel divergent denken genoemd. Je kunt elk kind zoveel mogelijk ideeën laten verzinnen. Maar dat hoeft niet altijd: als je een groep kinderen elk één idee laat verzinnen, heb je samen ook veel ideeën. Wil je kinderen uitleggen wat deze ontwerpvaardigheid inhoudt? Download hier een beschrijving van ‘denk alle kanten op’ speciaal geschikt voor kinderen.

WAAROM ALLE KANTEN OP DENKEN?
Als eerste ingeving heb je bijna nooit een heel bijzonder idee. Dat gebeurt wél als je veel ideeën verzint. Doe dit experiment om duidelijk te maken aan kinderen waarom één idee verzinnen niet verstandig is:

Vertel de kinderen dat je een aantal vragen voor ze hebt. De antwoorden schrijven ze zo snel mogelijk op papier. Het geeft niks als antwoorden fout zijn. Vandaag is er geen goed en fout. Dit wordt niet nagekeken. Je kunt ook dit filmpje gebruiken.
Hoeveel is 7 + 4?
Hoeveel is 55 + 8?
Hoeveel is 16 + 22?
Hoeveel is 25 + 46?
Hoeveel is 123 + 8?
Hoeveel is 63 + 21?
Snel! Schrijf een gereedschap en een kleur op.

Waarschijnlijk zit er niet zo veel variatie in de antwoorden. Hamer is waarschijnlijk veel genoemd, net als rood of blauw (of de kleur van de pen, waarmee ze schrijven). Denk je dat kinderen dit experiment kennen, bijvoorbeeld uit het televisieprogramma Mindf*ck? Dan kun je gereedschap en kleur vervangen door fruit en meubel.

WAT HELPT OM ALLE KANTEN OP TE DENKEN?

  1. Start met een goede ontwerpvraag. Bij ‘Hoe kun je naar de overkant’ kun je veel meer verschillende ideeën verzinnen, dan bij ‘Ontwerp een brug’. 
  2. Maak je ontwerphersenen wakker met een energizer. Het verzinnen van ideeën komt minder goed of niet op gang als een energizer wordt overgeslagen. 
  3. Besteed aandacht aan de regels bij verzinnen. Schoolse regels, zoals eerst goed nadenken voor je iets zegt, niet na-apen en letten op je spelling werken bij ideeën verzinnen juist niet goed. Ze belemmeren de creativiteit. 
  4. Gebruik een werkvorm voor het verzinnen van ideeën. Een werkvorm helpt kinderen bij het verzinnen van ideeën.
  5. Zorg dat je ideeënstroom op gang houdt. Stimuleer kinderen zo om voorbij hun eerste idee te denken en steeds nieuwe ideeën te blijven verzinnen.

HOE OEFEN JE ALLE KANTEN OP DENKEN?

  • Oefen met veel ideeën verzinnen. Geef elk kind een blad met cirkels. Laat ze in drie minuten zoveel mogelijk verschillende dingen tekenen van die cirkels. Hoeveel verschillende dingen hebben ze getekend? Wie heeft iets dat iemand anders niet heeft? Heeft iemand cirkels gecombineerd? Herhaal deze oefening zo nu en dan. Bijvoorbeeld met vierkanten of driehoeken. Lukt het de kinderen om meer te verzinnen?
  • Oefen met denken in verschillende richtingen. Pak een rietje. Wat kun je allemaal met een rietje doen? Vraag de kinderen om zoveel mogelijk ideeën te verzinnen. Hoe meer ideeën je verzint, hoe ongewoner en leuker de toepassingen vaak worden. Je kunt er bijvoorbeeld mee blazen, rondjes mee stempelen of een mini-glijbaan voor mieren mee maken. Herhaal de oefening met andere materialen. Denk aan een gum, potlood, satéprikker, paperclip, vel papier, enzovoort.
  • Oefen met bijzondere combinaties maken. Pak random twee verschillende dingen uit de ruimte, bijvoorbeeld een gum en een lepel. Wat krijg je als je een gum combineert met een lepel? Verzin ideeën. Je krijgt bijvoorbeeld een kauwgum, waarmee je kunt gummen of een spelletje, waarbij je de gum met een lepel wegzwiept of een lepel die je na het eten op kunt eten, enzovoort. Herhaal dit telkens met twee andere dingen. Dit kan ook met kaartjes waarop dingen staan. Die vind je hier.  

MEER ONTWERPVAARDIGHEDEN?

Nozie de Nieuwsgierige. Wil je dat jouw leerlingen de ontwerpvaardigheden zelfstandig oefenen? Wil je dit integreren in je lessen? Gebruik dan Nozie de Nieuwsgierige: met de veertig Nozie-kaarten kunnen leerlingen zelf hun nieuwsgierigheid, creativiteit en ontwerpvaardigheden ontwikkelen. Bestel Nozie!

Formatief evalueren. Bestel hier de kaartenset Ontwerpen in Beeld met zeven oefenkaarten van de ontwerpvaardigheden in eenvoudige taal voor de leerlingen én werkvormen om de ontwerpvaardigheden formatief te evalueren.